Ik dacht dat het belangrijk was. …. flexibel zijn. Totdat ik deze week ergens ging werken en niet meer hoefde terug te komen. Dat is natuurlijk prima, maar het was minder leuk dat het werk je zo uit de handen geslagen wordt.
Ik begrijp het ook wel. Het is zoals het is en dat ga ik accepteren. Dan ga je toch nadenken over de laatste jaren in mijn ‘arbeidsontwikkeltraject’, zoals ze dat plachten te noemen. Het wordt niet gemakkelijker op de arbeidsmarkt naarmate je ouder wordt, zeggen ze, en misschien moet ik dat gaan beamen. Werk kan hoop geven, uitzicht op de toekomst en sociale contacten.
Maar goed. Ik heb nog ander werk. Iemand merkte onlangs op dat ‘flexibel’ eigenlijk ‘vormloos’ is. Dus dat betekent dat er geen vorm is. De vraag is of je dan iets kunt definiëren. Of dat je kunt ‘vormen’ c.q. kunt gaan ‘formeren’.
Moet ik daarop wachten? Nee, dus. Misschien is het wel beter om juist ‘in vorm’ te komen in plaats van flexibel zijn.
Ergens in een boek staat de zin ‘Uw ogen zagen mijn vormeloos begin’. Een ‘vormeloos begin’. Dan zou je denken dat uit het ‘vormeloze’ iets kan ontstaan; dat ergens groei inzit.
Ja, ik hoop dat de komende week mij iets meer rust gaat brengen, zodat ik ‘in vorm’ kan komen. Dat betekent opnieuw enig herstel van enkele ongemakken die ik de afgelopen week heb opgelopen. Ik dacht op een gegeven moment dat ik in een voetbalwedstrijd zat en dat ik aan het verdedigen was. Samenwerken met een collega om tot een zo goed mogelijk resultaat te komen. Hard werken is goed en alles geven wat je hebt is ook goed.
Het moet dan wel op de juiste plek zijn met de juiste mensen. Om in vorm te blijven.
Daar gaan we voor.